Melvin Vissers (foto) speelde bij Ajax en Sparta en vertoont nu zijn kunsten bij VUC. De 28-jarige middenvelder heeft met zijn fluwelen traptechniek een belangrijk aandeel in het succes én het aantrekkelijke spel van de Haagse eersteklasser, die afgelopen zaterdag de periodetitel behaalde.
Foto’s: Hasper Pictures, Bert Tielemans & Danny Ploegaert
Melvin Vissers behoorde in zijn jeugd tot de grootste talenten van Nederland. Hij speelde van zijn 14e tot zijn 17e liefst vijftien interlands voor Oranje, onder meer drie keer tegen Italië en tegen Duitsland, Engeland en Portugal. Bij zowel Sparta als Ajax zat Vissers drie jaar in de jeugdopleiding.
Opmerkelijk is dat Vissers als jong talent wel door Sparta werd ingelijfd en niet door de profclub uit zijn eigen stad, ADO. “Natuurlijk had ik wel wat met ADO. Ik woonde bij het Zuiderpark om de hoek, in Moerwijk. Als ze in het stadion scoorden, kon ik bij wijze van spreken het publiek horen juichen. Ik ben als kind ook meerdere keren op stage geweest, maar werd nooit aangenomen. Pas na mijn eerste jaar bij Sparta werd gevraagd of ik naar ADO wilde komen. En dat gebeurde weer toen ik 16 jaar was geworden en een profcontract mocht tekenen. Maar toen kwam Ajax en was de keuze snel gemaakt.”
In Amsterdam maakte Vissers al snel zijn debuut in het betaald voetbal, in september 2013 bij Jong Ajax als invaller voor Davy Klaassen. “Ik heb een mooie tijd bij Ajax gehad. Mocht zelfs bij de A-selectie meetrainen. Wim Jonk, het hoofd jeugdopleiding, zag het in mij zitten en wilde dat mijn contract met drie jaar zou worden verlengd. Maar hij was van het Cruijff-kamp, ging weg en Overmars wilde mij toen maar één jaar geven. Daar heb ik nee op gezegd, drie jaar of niets. Of dat een goede keuze is geweest, weet ik niet. Misschien had ik dat ene jaar wel moeten pakken…”
Vissers keerde terug naar Sparta en speelde er onder meer vijf competitiewedstrijden in de hoofdmacht. Het klikte echter niet met trainer Alex Pastoor en zijn contract werd niet verlengd. Vissers was pas twintig jaar, stond in de belangstelling van andere profclubs, maar koos ervoor om naar de amateurs te gaan. “Mijn vader die me overal volgt en met wie ik alles overleg, vroeg me of ik het nog wel leuk vond. Hij zag mij in die laatste periode bij Sparta elke keer met een chagrijnig gezicht thuiskomen, ondanks dat we dat seizoen naar de eredivisie promoveerden. Waarom ga je niet lekker bij de amateurs spelen, stelde mijn vader voor. Dat heb ik gedaan.”

“Nee, ik heb nooit overwogen om helemaal met voetballen te stoppen”, vervolgt Vissers. “Daarvoor vind ik het spelletje veel te leuk.” Bij VUC speelt hij ook de oefenwedstrijden het liefst van begin tot het einde. “Ik heb ’s middags als ik thuiskom weleens geen zin om ’s avonds te trainen, maar toch meld ik me dan niet af bij de trainer.”
Die trainer is Rob de Lange, die als een rode draad door zijn carrière loopt. Bij ODB, de club waar veel bekenden van zijn familie speelden en waar hij zelf ook begon, kwam Vissers bij de mini-F-jes met de zoon van Rob, Frank, in een team en was Rob hun trainer. Ze gaan dus samen ver terug. Dus toen Vissers na Sparta een club bij de amateurs zocht, koos hij voor het door De Lange getrainde DHC. En nu zijn ze, nadat hij vier jaar bij Westlandia had gespeeld, bij VUC nóg een keer verenigd. Ook voetbalt hij aan Het Kleine Loo weer samen met zijn jeugdvriend Frank de Lange.

Natuurlijk moet Vissers er weleens aan denken hoe het zou zijn gelopen als hij toch bij Ajax was gebleven. “We hadden destijds té veel goede spelers. Nouri, Bazoer, Van de Beek, Riedewald, de concurrentie was heel groot. Was de situatie toen bij Ajax maar geweest zoals nu. Dan denk ik dat ik een goede kans had gehad om door te breken.”
Hij klaagt niet. “Ik heb een goed leven, stabiel. Een vriendin, huis, auto, werk, mijn ouders zijn gezond en ik voetbal nog steeds mijn wedstrijdjes. Als dat niet zo was geweest, zou het ander verhaal zijn.” Samen met zijn vader heeft Vissers een eigen bedrijf, RV Gevel- en Isolatiewerken. “Ja, ik sta dagelijks op de steiger en veel jongens waarmee ik bij Ajax en Sparta heb gespeeld, staan op het veld. Nou en? Hard werken, prima toch?”
Vissers (28) koestert de herinneringen aan zijn tijd bij de twee proforganisaties. “Ik was geen makkelijke jongen en werd soms uitgetest. Bij Ajax B1 had ik bijvoorbeeld altijd rugnummer 10 en speelde ook alles, maar voor een toernooi om de Future Cup stond er ineens ‘22’ achter mijn naam. Ik kon in de tas ook geen shirt met dat nummer vinden. Is Ronald de Boer, één van onze trainers toen, er snel eentje in de fanshop gaan halen. Ik speelde een lekker toernooi, werd genomineerd voor beste speler van het toernooi, maar voor de finale tegen Anderlecht stond ik ineens reserve. Daar begreep ik niets van. Orlando Trustfull, de hoofdtrainer van de B1, vertelde me dat hij dat had gedaan omdat hij wilde zien hoe ik zou reageren. Ik bleef rustig.”
Op You Tube is een fragment te zien van de genoemde Future Cup, waarin Vissers, inderdaad met rugnummer 22, met een lange dieptepass de assist geeft voor het enige en winnende doelpunt tegen het Braziliaanse Sao Paulo. Zulke fluwelen voorzetten laat hij nog steeds zien, maar dan bij VUC. Als Vissers het op zijn heupen heeft, is het genieten.
Hij zegt het naar zijn zin te hebben bij VUC. Vissers is aan zijn derde seizoen bij de oer-Haagse vereniging bezig. “Een mooie club met een lange historie. De meeste mensen, bij wie ik kom om te werken, kennen VUC wel.” Hij wordt regelmatig door andere clubs gebeld of hij bij daar wil komen spelen. “Ik praat er in de auto met mijn vader over en hij vraagt me dan of ik het naar zin heb bij VUC. Dat heb ik, dus is er geen reden om weg te gaan.”
Vissers werd vorig jaar met VUC kampioen en staat nu in de eerste klasse weer bovenaan en is na de 4-0 overwinning op FC Skillz winnaar van de eerste periode. “We hebben een leuke ploeg met veel jongens die al lang met elkaar spelen. We kunnen alles tegen elkaar zeggen, kunnen veel van elkaar hebben. Als we een goede dag hebben, zijn we niet te verslaan. We moeten er hard voor blijven werken, maar ik zou niet weten waarom we niet nog een keer kunnen promoveren. Dat zou heel mooi zijn.”