Richard Middelkoop (trainer FC ‘s-Gravenzande): ,,Het gaat om 12 tot 15 meter”

Richard Middelkoop (foto): bijna dertig jaar is hij trainer. Begonnen in de jaren negentig als assistent en later als hoofdtrainer bij de toenmalige vierdeklasser DVV Delft, is hij via sv Nootdorp, twee periodes bij SHO, Papendrecht, Sportlust’46, een stage van een jaar bij FC Dordrecht en drie seizoenen Smitshoek en nu neergestreken bij FC ’s-Gravenzande, dat evenals zijn vorige club uitkomt in de zaterdaghoofdklasse A.

Tekst: Jan Schoonen

Mensen die Richard Middelkoop tijdens wedstrijden ooit hebben gevolgd, weten dat hij niet de meest rustige trainer langs de zijlijn is. Daar is hij zich goed van bewust, maar wat de buitenwacht daarvan vindt, daar kan hij weinig mee, zegt hij. Toch willen wij graag van hem weten waarom hij zo gedreven coacht tijdens wedstrijden en dus ook hoe hij als trainer in elkaar steekt. Om die vragen te beantwoorden, daar trekt Richard graag een uurtje voor uit.

Om met dat coachen van jou te beginnen: waarom, doe je dat op die best wel nadrukkelijk aanwezige manier?

,,Dat heeft er ook mee te maken dat ik bijna altijd bij ploegen heb gewerkt die tot het rechter rijtje behoorden en soms ook tot degradatiekandidaat werden bestempeld. Dan ben je als ploeg dus niet heel vaak de bovenliggende partij. Ook de selecties waarmee ik werkte als trainer bestonden niet overal uit allemaal heel goede voetballers. Om die redenen moet je als trainer tijdens wedstrijden langs de zijlijn bewaken dat er op het veld uitgevoerd wordt wat afgesproken is, dat er gedaan wordt waar we op getraind hebben. Ik probeer dat trouwens altijd op een positieve manier te doen, mij zul je geen spelers horen afbranden. Maar ik probeer het altijd wel zo te doen dat iedereen er alles aan doet om te winnen. Dat er nooit opgegeven wordt, ook al sta je met 4-0 achter. Door mijn coaching zetten de spelers misschien wel dat extra stapje dat het verschil maakt.”

Wat is eigenlijk de kern van hetgeen je spelers toeroept?

,,De onderlinge afstand die ze in de gaten moeten houden. Die mag nooit meer dan 12 tot 15 meter zijn. Die afstand heeft te maken met de afmetingen van het veld en het gedeelte daarvan waar je als gegroepeerd spelend elftal gebruik van maakt. De onderlinge afstand is heel erg belangrijk, nog veel belangrijker dan het systeem dat je eraan vastplakt. Ik weet wel dat spelers houvast hebben als ze weten dat ze bijvoorbeeld in 4-3-3 moeten voetballen, maar in een wedstrijd kan dat evengoed 3-5-2, 3-6-1 of nog niets anders zijn. Het gaat erom dat spelers op het juiste moment op de juiste plek zijn en dat ze de onderlinge afstand altijd bewaken. Dan doet het systeem waarin je voetbalt er dus feitelijk niet toe.”

Je bent er echt de hele wedstrijd mee bezig.

,,Inderdaad. Ik wil namelijk niet falen en ben toch altijd een beetje bang dat we gaan verliezen. Daarom zal ik zelf altijd alles voor de volle 100 procent geven om dat te vermijden en ik wil door mijn aanwezigheid langs de kant mijn spelers ondersteunen in hetgeen ze op het veld aan het doen zijn. Daarom ben ik negentig minuten lang aan het coachen, vanaf de aftrap al. Dan kijk ik of alles goed staat en hoe er ten opzichte van de tegenstander gehandeld moet worden. Want het kan natuurlijk zijn dat zij iets anders spelen dan dat je vooraf tegen je eigen spelers hebt aangegeven. Als dat zo is, grijp je in langs de kant. En in de wedstrijd blijf je alles bewaken. Een verdediging organisatorisch neerzetten, dat is het probleem niet. Die is simpel neer te zetten, de afspraken daarin staan ook vast. Aanvallend is het een stuk lastiger. Als je ziet dat je in de opbouw vaak een bal verliest, moet dat anders. Als je te veel handelingen nodig hebt om tot een oplossing te komen, moet er simpeler gespeeld worden. Jagen doen we met zijn allen. En die 12 tot 15 meter onderlinge afstand, dat mag niemand uit het oog verliezen. Daar ben ik dus mee bezig, langs de kant. Maar alleen met mijn ploeg, hoor; met de scheidsrechter bemoei ik me niet. Die maakt waarschijnlijk minder fouten dan mijn jongens op het veld.”

Je zegt dat je coaching ook met de kwaliteit van de spelers te maken heeft. Bij Smitshoek was je vrijwel continu aan het coachen, dan zeg ik dat niet alle spelers even goed waren daar. Hoe is dat bij FC ’s-Gravenzande?

,,Bij Smitshoek had ik hele goede voetballers tot mijn beschikking, maar heel goed waren ze niet allemaal. Bij FC ’s-Gravenzande bestaat de volledige selectie uit goede spelers. Alle spelers zijn technisch vaardig genoeg om de bal aan te nemen en er meteen iets goeds mee te doen. Dan kan je dus op trainingen heel goed je positiespelletjes doen en ze zo leren dat die onderlinge ruimte altijd in het oog gehouden moet worden. En waar de bal is, moet je een overtal creëren. Daar trainen we constant op. In feite is trainen een constant herhalen van hetzelfde, maar natuurlijk wel in veel variaties.”

Dus nu horen we jou bij FC ’s-Gravenzande dus niet langs de zijlijn?

,,Haha. Natuurlijk wel. Ook hier moet je als trainer bijsturen en bewaken dat je gegroepeerd blijft voetballen.”

Hoe is het eigenlijk bij FC ‘s-Gravenzande?

,,Een heel fijne club, perfect georganiseerd ook. Natuurlijk zijn er altijd verbeterpunten, ook in de organisatie. Als ik dat zie, dan houd ik mijn mond niet. Dan zeg ik dat, dan zorg ik voor feedback. Mijn contract is onlangs verlengd en in de gesprekken die we daarover gevoerd hebben zeiden Dirk Valstar, bestuurslid technische zaken en Ron van Meerten, de technisch manager van de club, dat ik de eerste trainer was die zij meegemaakt hebben, die met een A4-tje aankwam waarop verbeterpunten stonden. Maar ik vind dat ik dat moet doen, want ik ben bij FC ’s-Gravenzande meer dan hoofdtrainer. Eigenlijk ben ik een verenigingstrainer, voor de hele doorlopende lijn dus. Daar hebben ze mij ook voor aangesteld.”

Geef eens een voorbeeld van een verbeterpunt.

,,Dat de club de voortgang van hun jeugdspelers nog soepeler kan maken, dat daar nooit belemmeringen in zijn. Ja, zonder in details te treden, die zijn er nu soms wel en dat kan dus in mijn ogen beter, vooral omdat de selectie uit meer dan tachtig procent uit zelf opgeleide spelers bestaat en omdat de club het beleid heeft om dat nog verder uit te bouwen. We gaan geen spelers halen, maar het doen met wat we zelf in huis hebben. Dan moet de weg waarop we dat gaan doen perfect uitgestippeld zijn. Spelen met zelf opgeleide voetballers, daar zijn natuurlijk ook consequenties aan verbonden. Kampioen zullen we waarschijnlijk toch nooit worden, maar hoe gaat de club ermee om als we een paar keer achter elkaar verliezen? Degradatie moeten we natuurlijk wel zien te vermijden. Maar dat zal ook niet gaan gebeuren, want we hebben genoeg kwaliteit om ons te handhaven. Daarom moet het ook kunnen om het met eigen jongens te doen. Je ziet links en rechts bij meer clubs die dat doen of gaan doen en dat is toe te juichen. Eigenlijk zouden alle clubs in moeten zetten op eigen jeugd.”

Hoe ben je erachter gekomen dat de spelers die je tot je beschikking hebt goed genoeg zijn om je probleemloos te kunnen handhaven?

,,Door heel veel te praten met Richard Elzinga, de vorige trainer bij FC ’s-Gravenzande. Richard is een maatje van me en nog altijd praten we over spelers, over spelvormen en meer van dat soort dingen. Ik kende de ploeg al omdat ik er vaak tegen gespeeld heb, we hadden analyses van hoe zij speelden. En er was heel veel beeldmateriaal beschikbaar. Dat heb ik allemaal bekeken. Ik heb mijn huiswerk gedaan, dus. Voordat ik bij FC ‘s-Gravenzande begon, wist ik dus heel veel van alle spelers. Bijna alles. Wat ik ook wist was dat er heel goed gevoetbald werd in hun vaste systeem. Plan A dus om het zo maar te noemen. Dat was 4-3-3 en dat liep heel goed, daar hebben ze veel successen mee behaald. Maar er was geen plan B, laat staan een plan C. Daar ben ik als nieuwe trainer dus mee begonnen. Kort gezegd komt het erop neer dat je eigenlijk niet in een vast systeem moet voetballen, maar dat je daarvan af kunt wijken als dat nodig is. Dat je dus altijd en overal een overtalsituatie probeert te creëren en dat je daarbij die 12 tot 15 meter onderlinge afstand altijd in acht neemt. En dat is coachbaar en dus langs de kant makkelijk aan te gillen, haha.’

Bron: VoetbalRotterdam

Lees verder