Arie Bakker

Op 29 januari 1938 werd het gezin van Arie (sr.) en Sien (Clasina) Bakker verblijd met een tweeling. Met een dochter, Lida en een zoon Arie (jr.). De tweeling groeide op in de Leeghwaterstraat en na vier jaar diende ook zoon Nelis zich aan. De lagere schooltijd bracht Arie door in de Draaistraat, waar hij met zijn mede schoolgenoten vaak voetbalde en altijd het doel verkoos boven het veldvoetbal.

Op 11-jarige leeftijd mocht Arie bij ADO een proefwedstrijd spelen. Zelf zegt hij hierover, dat een door hem gestopte penalty de doorslag had gegeven om lid van ADO te mogen worden. Na de lagere school ging hij naar de ambachtsschool op het Veluweplein. Welke Hagenaar kent die school niet? Duizenden mensen liepen bij een thuiswedstrijd van ADO via de Hoefkade langs het Veluweplein om via de beelden naar het stadion te gaan.

Daar Arie in het bedrijf, dat door opa Bakker opgericht was in 1902 en in 1915 verhuisde naar de Waldorpstraat, graag zijn maatschappelijke carrière wilde beginnen, was de ambachtsschool natuurlijk een logische keuze. Helaas bestond er geen vak steenhouwen en daarom besloot Arie om dat van schilder te kiezen.

Bij ADO doorliep Arie de pupillen, aspiranten en de junioren. In de junioren was Ben Tap zijn trainer en speelde hij o.a. met Fred Eckhardt, Jan Mey, Adri de Lugt, Harry Suiker, Peter Wilbers en Pinus Woltman. Leider was Joop van den Bogert.

Nadat Arie met goed gevolg de ambachtsschool had verlaten, ging hij werken bij zijn opa en vader in de steenhouwerij, waar hij het vak ging leren.

Op 17-jarige leeftijd kreeg hij dansles bij dansschool Munts in de Delftselaan. Hij liet niet alleen zijn voeten spreken, maar gooide ook al zijn charmes in de strijd om Leny te veroveren. Dat dit lukte blijkt wel uit het feit, dat ze op 6 juni 1963 trouwden.

Na een paar jaar in de steenhouwerij gewerkt te hebben werd Arie opgeroepen voor de militaire dienst. Hij volbracht zijn diensttijd in Ede bij de verbindingen in de Elias Beekmankazerne. Na deze tijd ging hij weer in de steenhouwerij werken en keepte inmiddels in het derde. Dit ging hem zo goed af, dat Herman Choufoer hem in 1960 een semiprofcontract aanbod, wat Arie gretig accepteerde.

Arie keepte 2 jaar als semiprof in het tweede en maakte Ernst Happel en Rinus Loof als trainers mee. Over Ernst Happel zegt hij: ”Als trainer was hij geweldig, maar als mens vond ik hem onsympathiek’’.

Arie’s profcollega’s in de goal waren Piet Oostrum en Martin van Vianen. Tijdens deze periode keepte hij tweemaal in het eerste en wel uit tegen Willem II (27 november 1960, uitslag 4-0) en thuis tegen Ajax (16 april 1961). Bij Ajax speelden o.a. de gebroeders Cees en Henk Groot en Sjaak Swart mee. Deze wedstrijd werd met 1-3 verloren.

Ook speelde Arie in het honkbalteam met o.a. Fred van Gulik en gaf hij samen met Piet de Zoete training aan het ADO-jeugdelftal met o.a. Leo de Caluwé, Aad de Mos en Dick Advocaat. Arie kan zich nog goed herinneren, dat Dick Advocaat naar hem toekwam in het kamertje waar Ward Nijhuis zijn domein had en vroeg: “Trainer, word ik ooit een goede voetballer?” Waarop Arie zei: ”Als je heel goed je best blijft doen, dan kom je er wel”.

Na twee jaar semiprof te zijn geweest bleef Arie ADO trouw en ging hij in het 3e elftal bij de amateurs keepen en zich verder richten op zijn maatschappelijke carrière in de steenhouwerij. Ook bij de amateurs behaalde hij successen. Naarmate de leeftijd vorderde ging hij naar het vierde en werd ook daar kampioen. Een foto van dat elftal is te zien bij het vorige ‘Goud van Oud’-interview met Jan Koning.

In de zomer van 1973 vertrok Max de Jong, keeper van het 3e elftal, bij ADO en er werd een beroep gedaan op de toen 35-jarige Arie. Zonder probleem stelde hij zich beschikbaar. In deze periode trainde hij ook het aankomend keeperstalent, de 18-jarige Hans Suiker. Afwisselend stonden ze in het 3e in de goal en het werd een succesjaar. ADO 3 werd kampioen van de reserve 1e klasse en moest voor het algeheel kampioenschap van Nederland voetballen in Zeist. Arie geeft zelf toe dat Hans hem qua keepen eigenlijk voorbij was gestreefd, maar Hans zei dat ze dit samen hadden bereikt en dat daarom in Zeist om en om gekeept moest worden. En dan ………. de finale.
Ook hierin speelden Arie en Hans allebei één helft. ADO 3 werd kampioen van Nederland!

Wat is dat nou ? Het behalen van het kampioenschap van Nederland en dan aankondigen dat je er mee stopt? Arie had zich voorgenomen dat het na Zeist op 36-jarige leeftijd genoeg was geweest. Niemand wilde dit geloven, maar Arie hield voet bij stuk. Ook had hij niet zo veel zin meer in de trainingen. Voor de laatste maal legde hij zijn voetbalspullen klaar op de bank voor zijn afscheidswedstrijd. Altijd tot in de puntjes verzorgd en uiteraard mocht de pet niet ontbreken.

Na incidenteel nog een wedstrijd in de veteranen gekeept te hebben, was het genoeg geweest. Hoewel Leny totaal niets gaf om voetbal en ook geen wedstijd ooit heeft gezien, gaan er ook complimenten naar haar uit omdat Arie te allen tijden voor zijn hobby kon kiezen.

Inmiddels had hij de steenhouwerij samen met zijn broer Nelis van zijn vader overgenomen, waar hij nog vaak van zijn werk werd gehouden omdat er veel aanloop van ADO’ers waren die langs kwamen voor een “bakkie”. Daar had Arie helemaal geen bezwaar tegen. Arie ging ook Europa door met name naar Portugal, Italië en België om steengroeves te bezichtigen en om marmer en andere steensoorten uit te zoeken en te kopen. Tevens kocht hij antiek marmer, waar broer Nelis op maat platen van maakte voor kastjes of tafels. Dat zij zeer bekwaam waren in hun vak bleek wel uit het feit, dat zij eervolle opdrachten kregen. Zoals werkzaamheden in het Vredespaleis, aan het bordes van Huis ten Bosch en aan de fontein op het Binnenhof.

Als alternatief voor het voetbal was Arie veel te zien langs de Aa bij Zoetermeer, waar hij regelmatig een hengeltje uitgooide. Ook ging hij zich steeds meer verdiepen in de schilderkunst van vooral de Haagse School en bezocht hij musea. Dat zijn kennis over de schilderijen van de Haagse School zo groot is, blijkt wel uit het feit, dat hij veel kunsthandels van adviezen voorziet onder wie Mark Smit uit Ommen.
In 1995 drong de gemeente Den Haag aan op een serieus vertrek van de steenhouwerij vanwege nieuwbouw en de Haagse Hogeschool. Verplaatsen van het bedrijf werd wel overwogen, maar gezien hun leeftijd vonden Nelis en Arie dit geen goed plan en lieten zich uitkopen.

Op de vraag, of Arie het voetbal nog volgt, beaamt hij dit volledig, alleen gaat hij niet meer de wedstrijden live bekijken. Voor hem was er maar één stadion en dat was het Zuiderpark. Of hij nog idolen had tijdens zijn semiprofcarrière vindt hij idolen iets te overschat maar vond vooral Jan Villerius en Harry Vreeken bijzonder sympathieke mensen en voor wat het voetbal betreft was Mick Clavan toch wel de grootste.
Wat Arie het meest gemist heeft na zijn actieve voetbalperiode is het ADO-gevoel. Het gevoel, het contact met de jongens, met wie je gevoetbald hebt. Hij mijmert over de mooie herinneringen aan het ADO, dat helaas niet meer bestaat. Daarom is Arie dolblij met de jaarlijkse PensionADO-dag, waar hij al zijn oude makkers weer ziet. Hij vindt het daarom vreselijk, dat het dit jaar niet door is gegaan vanwege corona.

ADO-reünie in 2010 v.l.n.r: Frank Hoogendorp, Wim van Laar, Omer Kouer, Bert Kouer, Hans Verhagen, Chris Willemsen en Wim Fial. Zittend v.l.n.r: Hans Suiker, Arie Bakker en Philip Tienhoven.